De heer Sikkema brengt in het Nederlands Dagblad van 7 augustus 2008 terecht onder de aandacht dat buitenlandse namen in de Nederlandse taal soms verschillend geschreven of uitgesproken worden. Helaas maakt hij de spraakverwarring niet kleiner door een verkeerd argument te leveren: volgens hem is Peking de „aloude Nederlandse” naam terwijl Beijing „op Engelse spellingsregels gebaseerd” zou zijn.
Algemeen heeft elke taal het probleem hoe om te gaan met buitenlandse namen, niet alleen namen van hoofdsteden, maar allerlei aardrijkskundige namen die uit een ander taalgebied komen. Men heeft in principe twee mogelijkheden: een naam in de doeltaal creëren, meestal door vertaling of aanpassing qua uitspraak en vorm (dat noemt men een „exoniem”, b.v. Blauwe Nijl, Keulen, Grouw) of de oorspronkelijke naam aanhouden volgens plaatselijk gebruik (een „endoniem”). Soms wordt ook de bemiddeling van een derde taal ingeroepen (b.v. Montenegro, Florence, Warschau, Mount Everest).
Er bestaan minimaal een dozijn verschillende romanisaties van Mandarijn. (Een romanisatie is een omzetting in Latijnse letters.) De belangrijkste daarvan zijn Wade–Giles, een systeem dat in de 19e eeuw door Thomas Wade is ontwikkeld en door Herbert Giles’ woordenboek in zwang is gekomen, en Hanyu pinyin, een systeem dat in China zelf is ontwikkeld en sinds 1979 officiëel gebruikt wordt (behalve in Taiwan, dat een variant van Wade–Giles blijft gebruiken). In Pinyin, niet in het Engels, wordt de hoofdstad van China „Beijing” geschreven, of eigenlijk „Běijīng”, met een háček (accentteken in de vorm van een v) boven de e en een macron (horizontaal streepje) boven de laatste i. In Wade–Giles is het „Pei3-ching1”.
Waar komt dan „Peking” vandaan? Deze schrijfwijze is gebaseerd op een 17e-eeuwse romanisatie van Franse Jezuïeten, vóór een recente palatalisatie (een bepaalde verandering van de uitspraak van klanken als k, g, ch). De Chinese posterijen bevalen 1906 een romanisatie aan, die grotendeels op (vereenvoudigd) Wade–Giles gebaseerd was, maar soms op de oude uitspraak, van vóór de palatalisatie; vermoedelijk is door deze aanbeveling „Peking” in gebruik gebleven, trouwens niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels en andere talen. Geen van de twee schrijfwijzen is op zichzelf meer Nederlands of meer Engels dan de andere; ze zijn beide door China (zij het op verschillende tijdstippen) gesanctioneerd.
Wat de (moderne) uitspraak van de naam betreft: de meeste medeklinkers in het Mandarijn zijn stemloos; daarom lijkt de uitspraak van de B en j in Běijīng wel op de Engelse, maar is niet helemaal dezelfde. De klinkers die Pinyin gebruikt worden ongeveer zo uitgesproken als in het Duits, maar de uitspraak van e is anders dan de meeste Europese talen. Waarschijnlijk zou de gemiddelde westerling veel namen niet eens herkennen als een sinoloog hen echt op het Mandarijn zou uitspreken.
Wat zorgt er dan voor dat we „Peking” meer Nederlands vinden dan „Beijing”? Een endoniem maakt dezelfde ontwikkeling door als een ander vreemd woord: door veelvuldig gebruik raakt het in het Nederlands ingeburgerd en wordt het steeds minder als vreemd waargenomen (b.v. Pappenheimers). Het endoniem maakt taalontwikkelingen in de brontaal niet meer mee, maar gaat wel mee in ontwikkelingen in de doeltaal (b.v. van i naar ij in Berlijn, Turijn). Na verloop van tijd is het endoniem een exoniem geworden dat geen taalkundige of overheid met een pennenstreek uit het collectieve geheugen kan wissen. Wel kan het langzaam in onbruik raken (b.v. Pleimuiden).
Tegenwoordig neigt men meer ernaar endoniemen te gebruiken, misschien op basis van de VN-Conferenties over de standaardisatie van aardrijkskundige namen: zij adviseren herhaaldelijk de door de lokale autoriteiten vastgestelde naam te gebruiken (of een door de lokale autoriteiten aanbevolen omzetting ervan naar het Latijnse alfabet); het voordeel is dat het communicatie vergemakkelijkt, tenminste de wereldwijde communicatie in de diplomatiek gevoelige kringen van de VN.
Maar Nederlandse televisieprogramma’s en Nederlandse kranten richten zich in de eerste plaats tot Nederlandstaligen. Zij moeten daarom een vorm gebruiken die vooral de communicatie tussen Nederlandstaligen vergemakkelijkt. En dan heb ik liever een exoniem dat duidelijk herkenbaar is dan een tongbreker die altijd verkeerd uitgesproken wordt in de illusie dichter bij de oorspronkelijke naam te komen.
Zie ook: http://en.wikipedia.org/wiki/Beijing en http://taaladvies.net/taal/aardrijkskundige_namen/
11 augustus 2008, David N. Jansen