De afgelopen weken hebben we meerdere berichten kunnen lezen dat (delen van) de ov-chipkaart gekraakt zijn. In het bijzonder kon Roel Verdult, een student uit Nijmegen, sommige ov-chipkaarten kopiëren en zo hergebruiken. Dit is op zich niets nieuws: ook papieren treinkaartjes en strippenkaarten kan men met een goed fotokopiëerapparaat namaken, zodat bij een oppervlakkige controle de vervalsing niet wordt opgemerkt.
Er is echter een belangrijk verschil tussen het controle-principe bij een papieren kaartje en het principe bij de ov-chipkaart: de eerste kaartjes worden door een persoon gecontroleerd, en de laatste door een apparaat. Een persoon kan een conflict escaleren, maar een apparaat niet. Als de conducteur of chauffeur fraude vaststelt, kan hij bij voorbeeld de politie oproepen. Een controlepoortje kan echter geen strengere sanctie opleggen dan de toegang te weigeren. Het kan niet eens de fraudeur vermanend toespreken. De fraudeur heeft niets te verliezen en wordt dus niet afgeschrikt.
Maar techniek is altijd ingebed in een sociale contekst (personen, procedures en juridische regels). De perfecte techniek kan door laissez-faire fraudegevoelig worden, maar omgekeerd kan een technisch onvoldoende systeem door een goede inbedding tot een acceptabel niveau getild worden.
Ook rond de poortjes is het in principe mogelijk met procedures ervoor te zorgen dat dergelijke dingen minder vaak gebeuren. In Fukuoka, Japan heb ik meegemaakt dat ik niet direct, in de eerste aanloop, door het poortje kwam – en voordat ik kon uitzoeken welk treinkaartje nu wel voor de heenreis geldt stond al een vriendelijke Japan Rail-medewerker naast me die me daarmee hielp.
Een dergelijke service-medewerker bij het poortje kan natuurlijk ook net zo snel ingrijpen als hij fraude vermoedt (of als een poortje hem dat vermoeden meldt). Helaas (zo heb ik begrepen) wil NS niet aan elk poortjescomplex een service-medewerker plaatsen die een oogje in ’t zeil houdt. En ik waag te veronderstellen dat NS het begrip „service” ook iets anders invult dan JR.
In Japan eindigde de controle niet aan het poortje. De conducteur keek in de trein de kaartjes na en maakte zelfs aantekeningen welke reiziger hoever meewilde/mocht (je zou bijna denken dat hij Jehovah’s getuige was...). Ook in Nederland rijdt er in bijna elke trein een conducteur mee die de kaartjes zou kunnen nakijken. Zou kunnen – ik maak helaas vaak genoeg mee dat ik hem pas na uren rondrijden zie.
Nu TLS weer moet gaan nadenken over de bescherming van de ov-chipkaart tegen fraude is het goed om niet alleen naar de techniek te kijken. Juist de inbedding in procedures is een terrein waar ik denk dat veel te winnen zou zijn. En een procedure veroudert bovendien minder snel dan een technisch systeem.
15 februari 2008, David N. Jansen