In UT-Nieuws van 10 oktober 2002 staat dat we binnenkort kunnen verwachten dat Engels onderwijs in alle masterstudies van de Universiteit Twente verplicht wordt. De taak die de opleidingen daarmee opgelegd wordt zou wel eens moelijker kunnen zijn dan zij denken.
In 1995 heeft A.A. Vinke een proefschrift met de titel “English as the medium of instruction in Dutch engineering education” gepubliceerd (in de UB beschikbaar). Daarin vergelijkt zij het succes van Nederlandse docenten en studenten die Nederlands respectievelijk Engels als voertaal in het onderwijs gebruiken. Zowel docenten als studenten hebben meer werk aan Engelstalig onderwijs. Maar doceren en studeren in Engels leidt naast de taakverzwaring ook tot vermindering van rendement. Het gevolg is dat het aantal gezakten voor een bepaald tentamen toeneemt van 16 % naar 29 % en het aantal excellente resultaten afneemt van 25 % naar 13 %.
Het belangrijkste verschil blijkt dat de docent in de moedertaal veel gevarieerder uitleg kan geven dan in het Engels. Als hij Engels spreekt, reageert hij minder spontaan op een vraag van een student en is geneigd te herhalen wat hij al gezegd heeft – wat de student zelden verder helpt.
Als je op de Engelstalige markt mikt, weet dan dat je veel medespelers hebt. Er zijn genoeg instellingen waar je veel beter Engels onderwijs kunt volgen, van docenten die Engels als moedertaal spreken. Tevens is het Nederlandse onderwijssysteem in vergelijking met andere Europese landen voor studenten zonder stufi (b.v. buitenlandse studenten) duur. Zodra andere continentaal-Europese universiteiten beginnen met Engelstalig onderwijs, zullen de buitenlandse studenten weer afdruipen.
Naast de formele contacten in colleges en tentamens, die voor master-studenten in het Engels moeten plaatsvinden, hebben studenten ook veel informele contacten, waar geen taalvoorschrift mogelijk is. In die informele contacten vormen studenten werkgroepen, leggen elkaar de stof nog eens uit, helpen elkaar ook naast de studie bij andere vragen. Het is een misvatting te denken dat je geen Nederlands hoeft te spreken om goed te functioneren binnen de Nederlandse samenleving. Een buitenlandse student doet er goed aan zo snel mogelijk Nederlands te leren, om ook aan de informele contacten deel te kunnen nemen en in de samenleving te integreren.
In het Duitstalige gedeelte van Zwitserland, waar ik lang gewoond heb, is het gebruikelijk dialect te spreken. Onderwijs moet, op last van de regering, in officieel Duits (Schriftdeutsch) gegeven worden. Maar in de pauze en buiten de collegeuren spreken zowel studenten als ook docenten dialect. Wie dus geen dialect kan wordt al gauw buitengesloten, moet het doen met de officiële uitleg tijdens het collegeuur (de situatie is minder erg dan wat de UT van plan is – het verschil tussen dialect en Schriftdeutsch is kleiner dan tussen Nederlands en Engels, en de inwoners hebben veel meer taalkennis: alle onderwijs vanaf de basisschool is in Schriftdeutsch, kranten, boeken, alle officiële informatie en veel tv-programma's ook).
Het liefst zou ik stellen: laat docenten in hun moedertaal spreken, Engels of Nederlands. Dat zou betekenen dat het meeste onderwijs nog steeds in het Nederlands gegeven zou worden. Kijk voor voorbeelden ervan naar tweetalige universiteiten, bijvoorbeeld die van van Bern en Fribourg/Freiburg of im Uechtland in Zwitserland, waar zowel Duits- als Franstalige docenten werken.
Maar kennelijk is de besluitvorming al te ver gevorderd en kunnen we alleen nog de ergste gevolgen van Engelstalig onderwijs beperken. Zorg dan ervoor dat de docenten voor het voorbereiden van Engelstalig onderwijs extra tijd krijgen, en de studenten voor het volgen ervan extra studiepunten, in overeenstemming met de conclusies van Vinke's onderzoek.
Tot slot nog een tegendraads idee: wat is eigenlijk goedkoper en effectiever? Is het: elke Nederlandstalige docent en student een cursus Engels aanbieden, of veeleer: elke buitenlandse UT-student een cursus Nederlands aanbieden?
gepubliceerd in UT-nieuws op 24 oktober 2002, David N. Jansen