Mijn vader is Nederlander, mijn moeder buitenlandse. Mijn ouders hebben afwisselend in het buitenland en in Nederland gewoond. Ik ben op 27jarige leeftijd naar Nederland gekomen om hier aan een universiteit in de informatica te werken.
Ik ben voorstander van het toestaan van dubbele nationaliteit in het geval van mijn familie, om de volgende redenen:
In beginsel is in elk land van de wereld tenminste één van mijn ouders buitenlander. Waar moeten ze hun gemeenschappelijke huishouden beginnen? Het huidige Nederlandse vreemdelingenbeleid lijkt erop gericht het gemeenschappelijke huishouden zo lang mogelijk te vertragen (in tegenstelling tot vroeger, toen samenwonen voor echtelieden verplicht was). Dubbele nationaliteit is hier slechts een lange-termijn-oplossing omdat tegenwoordig de Nederlandse nationaliteit niet meer direct bij het huwelijk verleend wordt. (Ze moet wel blijven bestaan; Rijkswet op het Nederlanderschap, art. 15, 2c mag niet afgeschaft worden.)
Wij kinderen waren oorspronkelijk alleen Nederlanders. Dat was lastig in het buitenland, maar gelukkig had het land van mijn moeder als regel dat minderjarige kinderen niet van de moeder gescheiden mogen worden. Misschien een ouderwetse regel, maar geen slechte. (Later hebben de kinderen door een wetswijziging de nationaliteit van mijn moeder erbij gekregen.) Moet het Nederlandse vreemdelingenbeleid buitenlandse kinderen van Nederlandse ouders niet ook zo behandelen?
Ik heb familie in beide landen en wil graag de relatie met al deze familieleden onderhouden. Het is nu technisch mogelijk om af en toe (ook op korte termijn) langs te gaan, in tegenstelling tot de mensen die 60 jaar geleden naar Amerika emigreerden. Ik kan b.v. naar de begrafenis van mijn ouders gaan (een gebeurtenis waar ik absoluut naar toe wil en die ik niet van te voren kan plannen), ook als ik in het andere land woon. Waarom zou het dan niet mogen? Moet ik eerst onderdanigst een visum aanvragen en hopen dat het snel genoeg verleend wordt voor de begrafenis?
In principe is het mogelijk zonder problemen een gezinsleven te beginnen als de echtelieden direct bij het huwelijk één van de twee nationaliteiten kiezen. (Ik laat even terzijde dat het contact met verdere familie dan moeilijker wordt.) Maar meestal houdt dat in dat zij tot hun levenseinde daaraan gebonden zijn. Dat is te definitief; levensplannen wijzigen in de loop van de tijd. Mijn ouders en ik hadden dan niet meer naar Nederland terug kunnen komen. En wat was er gebeurd bij een echtscheiding? Kan dan de buitenlandse partner zijn oude nationaliteit terugkrijgen? Is dat wel wenselijk, in zo 'n tijd waarin emoties hoog oplopen en levensplannen nog geheel onduidelijk zijn weer direct moeten kiezen?
Ik weet dat ik in het buitenland kan leven. Als ik ooit langdurig werkeloos word, terwijl het andere land voldoende werkgelegenheid biedt, kan ik dus weer emigreren. Waarom zou ik, door mijn andere nationaliteit op te geven, mij deze mogelijkheid ontnemen (of haar onnodig moeilijk maken)? Dit klinkt misschien als een statement van non-integratie, maar wie belooft me dat ik in Nederland de komende 40 jaar niet werkeloos word?
Je kunt met wetten een juridische band smeden of verbreken (de nationaliteit toekennen of afnemen), maar niet de emotionele band. Zelfs als ik honderd keer uitsluitend Nederlander was, heb ik 25 jaar buitenlandervaring (contact met familieleden, meer inkijk dan buitenstaanders, ik kom op plekken waar toeristen geweerd worden) die ik niet ongedaan kan maken, die ik niet kwijtraak met het opgeven van een nationaliteit. Ik heb vaak genoeg gezien dat de Nederlandse manier niet de enige mogelijke is. Daarom kan ik ook nooit geheel „integreren” in Nederland, tenminste als men daaronder verstaat: gelijk worden aan iemand die al zijn hele leven in Staphorst gewoond heeft. Ben ik daarom een slechtere Nederlander? Zo slecht dat men mij de nationaliteit zou moeten afnemen?
Trouwens, ook een puur-Nederlandse nationaliteit garandeert niet integratie.
Zijn die SurinamNederlanders die in de Bijlmer wonen wel geïntegreerd?
Het helpt waarschijnlijk meer als men het voor elkaar krijgt de ghetto's open te breken,
onafhankelijk of die nu vol Nederlanders of Marokkanen zitten.
Maar hoe doe je dat?
Met het massaal afnemen van de nationaliteit niet,
daardoor stapt de ghetto slechts collectief van het ene schuitje in het andere
en blijft hij bestaan.
Met opleiding misschien
(alhoewel ik kritisch ben over de Verdonk-cursus voor € 3000
waarvan de buurman al van te voren zegt
dat je ook met diploma geen baan vindt
omdat je naam te buitenlands klinkt).
Het verkrijgen of opgeven van de nationaliteit volgt op het ontstaan of afbreken van de emotionele en sociale band. Misschien net zo als op de verliefdheid (als het goed zit) het huwelijk volgt – eerst de emotionele, dan de juridische binding. Als de emotionele en sociale band niet meer bestaat hoeft de nationaliteit ook niet meer. Dan gebeurt het vanzelf: mensen geven hun kinderen niet op de ambassade aan, zodat ze de betreffende nationaliteit niet meer krijgen. Daarom hoeft men zich niet teveel zorgen erover te maken dat iedereen een dubbele nationaliteit zou krijgen; het wordt vanzelf weer minder.
Verdonk heeft een paar keer geroepen dat integratie van beide kanten moet komen, ook van de kant van de autochtone Nederlander. Helaas is daar in de praktijk weinig van terechtgekomen. De passende houding zie je meer in traditionele immigratielanden als de VS, waar iedereen wel een oudoom heeft die buitenlander was, en zich kan voorstellen dat een nieuwkomer wel goed werk kan verrichten, ook als hij nog niet weet hoe je een buskaartje koopt; zich kan voorstellen een immigrant als schoonzoon te krijgen, ook als hij niet accentvrij praat.
Men moet oppassen met oplossingen voor de genoemde problemen die teveel afwijken van wat in andere landen gebruik is. Juist omdat het internationale banden betreft, moet een oplossing compatibel zijn met andere landen. Een idee was ook het verblijfsrecht voor oud-Nederlanders te vereenvoudigen; dat is prima, maar men moet niet verwachten dat andere landen hun verblijfsrecht aanpassen aan wat Nederland nu weer eens vindt.
18 februari 2007, bewerkt september 2007, David N. Jansen