In december 2005 wilde minister Verdonk met haar Belgische collega overleggen om een einde te maken aan de zogenaamde Belgiëroute.
De situatie is als volgt: Nederlanders kunnen zich op basis van het vrije personenverkeer – een van de grondrechten in de Europese Unie – met hun buitenlandse partner in een ander EU-land vestigen, als zij voldoende inkomsten (bijstandsnorm) hebben. De woonstaat moet hen een verblijfsvergunning verstrekken die niet meer kost dan de identiteitskaart. Daarmee maken zij gebruik op hun recht als EU-onderdanen, en vanaf dat moment moet ook Nederland hen als EU-onderdanen beschouwen. Daarvóór niet! En hier ontstaat het probleem: Nederland maakt uitgebreid gebruik – ik zou wel willen zeggen: misbruik – van deze mogelijkheid. De Nederlander die geen EU-onderdaan is moet aan een veel hogere inkomenseis voldoen, zo hoog dat slechts een minderheid een buitenlandse partner een verblijfsvergunning kan verschaffen. De buitenlandse partner moet duizenden euro's neertellen en maanden-, soms jarenlange procedures volgen. Geen wonder dat mensen dan bedenken dat de Belgiëroute wel eens goedkoper en sneller zou kunnen zijn.
Willen minister Verdonk en haar Belgische collega de Belgiëroute moeilijker maken, hebben zij dus drie mogelijkheden: 1. De bijstandsnorm verhogen (en daarmee ook de bijstandsuitkeringen): onwenselijk, want veel te duur. 2. De kosten van de gemeentelijke identiteitskaart drastisch verhogen, b.v. naar € 1000: eveneens onwenselijk, omdat dan de goeden (Nederlanders en Belgen die een identiteitskaart aanvragen) teveel onder de kwaden moeten lijden. 3. Het vrije personenverkeer afschaffen. Een nationale minister gaat echter niet over Europese wetgeving.
Geen praktikabele weg dus. Wat wil minister Verdonk? Ik vermoed dat zij vooral de publiciteit zocht om te laten zien dat zij haar best doet om buitenlanders te weren. Maar is zij zelf blind of vertrouwt zij erop dat het publiek blind is? Ik hoop het laatste, alhoewel ook dat niet vleiend is.
In haar ijver om buitenlanders te weren mag zij niet vergeten dat er ook gewenste buitenlanders zijn. Ik zie regelmatig dat mijn werkgever, de Universiteit Twente, grote moeite moet doen om een buitenlandse werknemer hierheen te krijgen. Internationale contacten zijn belangrijk voor universiteiten, en daarom komt dat geregeld voor. Het gaat hier niet om „importbruiden” die direct een uitkering aanvragen, maar om hooggekwalificeerd personeel dat ook intelligent genoeg is om de Nederlandse taal snel te leren, zonder betutteling door de minister. Als deze mensen (of hun partners) maandenlang moeten wachten tot hun vergunning rond is hebben sommigen intussen al een andere baan, in een land dat hen voor minder geld sneller toelaat.
Dat is ook de reden waarom het vrije personenverkeer op Europees niveau niet zal verdwijnen: de meeste mensen die ervan gebruik maken zijn juist gewenste buitenlanders die het niet te moeilijk gemaakt moet worden. Bij een inperking van het vrije personenverkeer zullen weer de goeden onder de kwaden moeten lijden.
Op één groep wil ik nog bijzonder wijzen: zendelingen en ontwikkelingswerkers die een paar jaar in het buitenland hebben gewerkt – vaak in opdracht van een Nederlandse stichting of bedrijf – en daar zijn getrouwd. Als zij naar Nederland terugkeren vind ik het onredelijk te verlangen dat zij maandenlang van elkaar gescheiden gaan leven, in een tijd waar de teruggekeerde Nederlander weer aan Nederland moet wennen en bijzonder veel steun (liefst van zijn partner) nodig heeft. Vaak kunnen zij ook niet direct aan de inkomenseis voldoen en moeten zij nog langer van elkaar gescheiden leven. Ook deze mensen wens ik een hartelijker „welkom terug”.
19 december 2005, David N. Jansen