Aan het begin van (natuur)wetenschappelijk onderzoek moeten we een paar vragen beantwoorden. Ik probeer hieronder vragen die in mij opgekomen zijn te behandelen. De vragen zijn, als ik mijn colleges wetenschapsfilosofie goed begrepen heb, geen schokkend nieuwe ontdekkingen, maar helaas wordt (vooral in populairwetenschappelijke publicaties) te vaak eraan voorbijgegaan. Ik kijk daarbij vooral naar de situatie in de natuurwetenschappen omdat ik me daarmee het nauwst verbonden voel. Ik definiëer natuurwetenschap als:
Heel principiëel zouden we het eerst moeten hebben over het doel van het menselijk leven. Dan kan men op basis van dat doel vaststellen of wetenschapsbeoefening zinvol is of dat men beter de bibliotheek van Alexandrië kan verbranden. In de huidige maatschappij is de existentie van natuurwetenschap een gegeven. Maar welk doel willen we eigenlijk daarmee bereiken? (Wetenschappers stellen wel dat wetenschap zweckfrei is, maar daarmee bedoelen zij dat zuiver onderzoek niet direct erop gericht is het menselijke handelen te beïnvloeden. Ze heeft wel degelijk een doel, en verschillende mensen definiëren verschillende doelen van [natuur]wetenschap.)
Moeten er absolute waarheden uitkomen, of slechts uitspraken waarmee we in het dagelijks leven ons voordeel kunnen doen? Afhankelijk van het doel zijn de eisen aan b.v. de betrouwbaarheid van natuurwetenschappelijke kennis heel anders. Sommigen gebruiken het woord „waarheid” iets anders en zeggen: de wetenschap is een bron van waarheid. Maar dan blijft de vraag: welke eigenschappen heeft deze waarheid dan? Bestaan er daarnaast andere bronnen van waarheid? (Zeg niet te snel nee: veel praktische beslissingen moeten we op basis van niet-wetenschappelijke gronden nemen. Op welke partij zal ik stemmen? Met wie zal ik trouwen?)
Ik ben van mening dat de natuurwetenschappen niet meer mogen claimen dan dat ze bepaalde correlaties in de natuur beschrijven. Of deze correlaties waar zijn precies op de manier als wij ze opschrijven ligt buiten de wetenschap. Alhoewel het in het praktische leven het eenvoudigst is altijd zo te doen alsof atomen bestaan blijf ik principiële twijfels houden; bij de volgende vraag ga ik hier nog verder op in.
Is het eigenlijk wel mogelijk iets te weten? Een antwoord op deze vraag moet noodzakelijk buiten de natuurwetenschap liggen omdat het gegeven moet worden vóórdat enig natuurwetenschappelijk onderzoek kan beginnen. De epistemologie, een onderdeel van de filosofie, peilt mogelijke antwoorden op deze vraag. Maar ook de filosofie helpt ons hier alleen beperkt verder: zij is ook geen Münchhausen die zich aan zijn eigen haar uit het moeras getrokken heeft en zijn paard met zich.
Een paar noodzakelijke voorwaarden voor wetenschappelijke kennis zijn in ieder geval: we moeten met voldoende zekerheid ons onderzoeksobject kunnen waarnemen, en het moet systematisch opgebouwd zijn. Bovendien kunnen mensen alleen dan wetenschap bedrijven als dat systeem ook voor mensen toegankelijk is.
Het christendom biedt een mogelijke basis voor wetenschap in die zin: God is trouw en bedriegt niet; dat geeft vertrouwen dat de meeste dingen die we waarnemen ook werkelijk zijn wat ze lijken. – God is geen god van chaos, maar van orde (1 Kor 14:33). Daarom vertrouwen we erop dat Zijn schepping ook geordend is en systematisch beschreven kan worden. – Omdat God van Zijn geest in ons gelegd heeft (Gen 2:7; Ps 8:6), kunnen wij ons verstouten Zijn gedachten (tot op zekere hoogte) na te trekken.
Naast de vraag of het principiëel mogelijk is iets te weten wachten ook praktische vragen op een antwoord: Is de natuurwetenschappelijke methode geschikt om het doel te bereiken? Welke vooronderstellingen maken de natuurwetenschappen, b.v. over de betrouwbaarheid van metingen? (Een probleem waar Galileo Galilei mee te kampen had was dat nog onduidelijk was hoe betrouwbaar de zojuist uitgevonden telescoop werkte. Daarom was het heliocentrisme nog niet goed genoeg ondersteund om twijfelaars voor „stupide” uit te maken.) Kan een experiment eigenlijk wel herhaald worden? (Het is onmogelijk tweemaal in dezelfde rivier te treden [Heracliet, fragment 93, volgens de uitgave van J. Mansfeld]. Elke uitvoering van een experiment is, net als het in-een-rivier-treden, een éénmalige historische gebeurtenis, ingebed in een causale keten die men nooit meer geheel kan reproduceren.)
Ook wie geen christen is moet zich vertegenwoordigen dat hij een antwoord op mijn inleidende vraag moet geven: Is wetenschap mogelijk? – Heeft u daarover nagedacht? Wat is daarop uw antwoord?
Het antwoord op deze vragen hangt weer samen met het doel van het menszijn. Ik wil alleen een opmerking plaatsen waarom ik denk dat het christendom een goede basis kan bieden om met een gerust hart natuurwetenschappelijk onderzoek te doen.
De christen gelooft dat God deze wereld geschapen heeft. Hij is niet hetzelfde als de wereld, maar hij heeft wel iets van zichzelf in de wereld gelegd. De natuurwetenschap onderzoekt dus niet God, maar wel een product van God. Daarmee kan zij, heel indirect, ook een bijdrage leveren aan de kennis van God. Daarom kan natuurwetenschap voor de christen zinvol zijn.
Omdat de natuurwetenschappen niet God onderzoeken, hoeft men niet overdreven terughoudend te zijn in de beschrijvingen. God is souverein en laat zich in geen wet persen, maar de natuurwetten beperken juist níét Gods mogelijkheden. Daarom mag een christen m.i. natuurwetenschap bedrijven en meebouwen aan het systeem van natuurwetten.
Geeft u ook uw eigen antwoord op deze vragen?
Sommige mensen (mij inclusieve) vinden het leuk om allerlei weetjes te verzamelen, onafhankelijk ervan of ze nuttig zijn of niet. Wist u dat de grote rode vlek op die op sommige Jupiter-foto’s te zien is in de loop van de laatste eeuw flink kleiner is geworden?
Ik vraag nu naar de betekenis van natuurwetenschap. Welke relevantie hebben natuurwetenschappelijke resultaten in het dagelijkse leven? Natuurwetenschappen zijn geen noodzakelijke voorwaarde voor ingenieurswezen; (goede, efficiënte, zeewaardige) schepen worden al duizenden jaren gebouwd, terwijl vloeistofdynamica iets van de 20ste eeuw is. De asymmetrische vorm van de gondole in Venetië is ook heden niet op wetenschappelijk onderzoek, maar op ambachtelijk overgedragen kennis gebaseerd.
Wetenschappelijke resultaten die op experimenten gebaseerd zijn hebben vaak de vorm: „In situatie A treedt fenomeen B op.” Dat kan gebruikt worden als iemand fenomeen B wil opwekken; dan is het dus voldoende om situatie A te laten ontstaan. Alhoewel het dus niet een doel van wetenschap is het menselijke handelen (direct) te beïnvloeden, levert het wel beslissingshulpen wat we moeten doen om bepaalde fenomenen te bereiken. Dus zelfs een zweckfreie wetenschap beïnvloedt het menselijk handelen en is in die zin relevant.
Mede naar aanleiding van:
december 2008, David N. Jansen